FR

 

Eva Steynen : La surface bidimensionnelle du papier et le crayon ont été depuis la fin de tes études en France, les matériaux avec lesquels tu travaillais. Il y a quelques années, tu as transformé tes dessins par le biais de la broderie. Ensuite, tes broderies sont devenues, en plus de tes dessins, un langage d'image très spécifique. D’où vient cette transformation ?
Ta recherche à travers le dessin se concentrait sur la ligne comme un contour, en parallèle avec la peau comme frontière poreuse entre l’intérieur et l’extérieur. Est-ce que ce concept est présent dans tes broderies ?

 

Laure Forêt : J'ai commencé à broder parce que cette technique me permettait de répondre à une envie de déplacer mes dessins hors des murs. J'utilisais le fil comme la ligne du crayon sur du tulle transparent que je pouvais laisser flotter dans l'espace ou poser comme une deuxième peau sur mes dessins.
à force de travailler avec le fil, j'ai voulu jouer avec d'autres possibilités qu'il permettait. C'est une ligne que l'on peut laisser en mouvement, elle peut déborder du cadre et s'échapper du support. Elle est plus organique. Je me suis donc moins intéressée au contour et plus à la matière, aux creux et aux plis du corps. Ces préoccupations se retrouvent dans mes dessins, où j'utilise maintenant l'aquarelle et l'encre de chine. Le corps dégouline, s'étire et se transforme.

 

 


E.S. : Le format carré est récurent dans ton travail. Qu'est-ce qui te fascine dans cette forme ?

 

L.F. : Je suis d'abord allée instinctivement vers ce format. Mon premier carnet de dessin était carré. C'est une forme parfaite et intime. Elle crée un vase clos dans le quel je cherche l'équilibre avec la ligne. Trancher le blanc au bon endroit, juste ce qu'il faut pour entrouvrir l'espace. Dans les livres d'anatomie, la peau est souvent représentée sous forme carrée ou cubique. Ce n'est pas tout a fait du corps, plutôt une coupe géologique, quelque chose en dehors de soi, un territoire inconnu. Cela m'a paru évident de poursuivre mes travaux de volume avec cette forme pour base.

 

 


E.S. : En plus de la surface plane de tes dessins, tu ajoutes du volume avec les fils cousus, aussi bien sur le papier que dans les broderies. La sculpture semble prendre de plus en plus une place importante dans ton travail. Pourquoi cette recherche du tridimensionnel ?

 

L.F. : Je suis plus à l'aise avec la 2D, concevoir les choses en pensant à toutes les faces en même temps m'est difficile. Mais je n'aime pas être limitée par la technique. Si mon idée passe par la 3D, je réfléchis par quels moyens et détours je vais y arriver. C'est peut être parce que je ne suis pas sculpteur que je tiens autant à m'y essayer.

 

 


E.S. : Tu travailles toujours en série, pour quelle raison ?

 

L.F. : Quand je fais un dessin ou une broderie, j'imagine comment je pourrais faire ce même travail autrement. Plutôt que d'hésiter et changer d'avis pendant le temps de réalisation, je préfère conserver mon idée pour après. Une œuvre en amène une autre, et je fais des choix ensuite. Je n'ai pas vraiment la peur de la page blanche, plutôt celle de ne pas avoir assez de temps pour créer tout ce qui grouille dans ma tête.

 

 


E.S. : Déjà dans tes dessins, tu ajoutais parfois de la couleur pour accentuer une forme ou un volume. Dans tes broderies de la série Territoires, des couleurs corail intenses sautent aux yeux. Y a t'il une raison à ce choix ?

 

L.F. : Alors que pour certains travaux, je suis dans une recherche du blanc immaculé et de l'effacement de la ligne, pour la série Territoires, la couleur explose. Je choisis des tons roses, rouges ou mauves. L'image qui me vient est celle d'une peau laiteuse que l'on écorche et d'où sort des flots de sang rouge carmin. C'est un peu la manière dont j'imagine ce qui se cache sous mon épiderme.

 

 


E.S. : L'utilisation du miroir est frappante dans la série Gouffre. Cette série est née de la question de la différence essentielle entre l'homme et la femme. Peux tu préciser ton propos ?

 

L.F. : Un ami me demandait ce qui, pour moi, différenciait l'homme de la femme, et je lui ai répondu que, contrairement à un homme, une femme devait passer par le miroir pour voir son sexe. Dans cette série, certaines choses se passent en surface mais on doit se pencher et regarder à travers l’œillet ou les pores de la peau. Par le biais du miroir, on peut entrevoir ce qui se cache sous les couches de papier.

 

 


E.S. : L'oeuvre Mue fait référence à ta propre peau. Ce renvoi direct (vers la peau) se retrouve souvent dans ton travail. Le titre de l'exposition Ce qu'il y a de plus profond renvoie à une phrase de Paul Valery dans son livre L'idée fixe où il voit la peau comme un épiderme intelligent. Peux tu nous en raconter un peu plus ?

 

L.F. : Je pense que notre pensée, nos sensations, nos émotions, tout ce qu'il y a de plus intime en nous se passe à la surface de la peau. L'expérience qu'elle nous donne du monde influence notre relation à l'autre et à nous même. Cet organe qui nous recouvre nous impose un visage et un corps auquel il peut être difficile de s'identifier. Elle montre ce que l'on souhaite cacher, elle est changeante et échappe à notre contrôle. Mes travaux sont des tentatives d'appréhender ce territoire, de jouer avec cette frontière qui me glisse entre les mains.

 

 

 

Octobre 2016 

 

 

 

 

NL

 

Eva Steynen : Het tweedimensionale vlak van het papier en potlood zijn lange tijd, sinds je afstudeerde in Quimper (FR), je materialen geweest. Al enige jaren transformeerde je die tekening naar borduurwerk. Ondertussen is je borduurwerk, naast je tekeningen, een heel eigen beeldtaal geworden. Vanwaar die transformatie ?
Je onderzoek in de tekeningen behandelde de lijn als grens, zoals de huid als een poreuze grens tussen binnen en buiten. Is dat concept nog aanwezig in je borduurwerk ?

 

Laure Forêt : Ik ben begonnen met borduren omdat deze techniek me toeliet te beantwoorden aan een verlangen om de tekening van de muur te halen. Ik gebruikte de draad zoals een potloodlijn, die ik op het transparante gaas kon laten zweven in de ruimte of als een tweede huid kon plaatsen boven op mijn tekeningen.
Door te werken met draad wilde ik spelen met andere mogelijkheden die zich aandienden. Het is een lijn die we in beweging kunnen laten, zij kan buiten het kader gaan of van haar drager los komen. Die kwesties komen ook terug in mijn tekeningen, waar ik nu ook aquarel gebruik en inkt. Het lichaam loopt uit en transformeert zich.

 

 


E.S. : Het vierkant als formaat komt steeds terug in je werk, ook in het sculpturale. Wat boeit je zo aan die vorm ?

 

L.F. : Ik ben eerder intuïtief met dit formaat beginnen werken. Mijn eerste tekenboek was vierkant. Het is een perfecte en vertrouwde vorm. Zij creëert een afgesloten ruimte waarin ik een evenwicht zoek met de lijn. Het wit op de juiste plaats 'doorklieven', juist voldoende om de ruimte op een kier te zetten. In anatomische boeken wordt de huid dikwijls voorgesteld als een vierkante kubus. Het lichaam, zonder het echt te zijn, als een geologische uitsnijding, iets van buiten onszelf, een ongekend territorium. Hierdoor kwam het me over als een evidentie om met dit formaat verder te werken.

 

 


E.S. : Naast het platte vlak van je tekeningen, breng je met de genaaide draden, zowel op de tekening als in het borduurwerk, volume aan op het vlak. Het sculpturale lijkt steeds meer een belangrijke plaats in te nemen in je werk. Vanwaar die zoektocht naar het ruimtelijke ?

 

L.F. : Ik ben meer vertrouwd met het tweedimensionale, de dingen bevatten door aan alle zijden tegelijk te denken valt me moeilijk. Maar ik wil niet door de techniek beperkt worden. Als het idee, dat ik voor me heb, zich in 3D voordoet, dan denk ik na over welke manieren en omwegen ik daartoe kan komen. Misschien is het doordat ik geen beeldhouwer ben dat ik er zo van hou me erin te beproeven.

 

 


E.S. : Je werkt altijd in reeksen, is daar een reden voor ?

 

L.F. : Als ik een tekening of een borduurwerk maak, dan stel ik me voor hoe ik dat werk ook anders zou kunnen maken. In plaats van te aarzelen en van gedacht te veranderen tijdens het maakproces, verkies ik mijn idee te behouden voor een volgend werk. Een werk veroorzaakt een ander werk, en daarna maak ik keuzes. Ik heb niet echt schrik van het witte blad, maar eerder om onvoldoende tijd te hebben om alles te creëren dat in mijn hoofd krioelt.
E.S. : Je bracht soms al kleur aan in je tekeningen als accentuering van een vorm. In het borduurwerk uit de reeks Territoires vallen de diepe koraalachtige kleurtinten op. Is er een reden voor die bepaalde kleurkeuzes ?

 

 


E.S. : Je bracht soms al kleur aan in je tekeningen als accentuering van een vorm. In het borduurwerk uit de reeks Territoires vallen de diepe koraalachtige kleurtinten op. Is er een reden voor die bepaalde kleurkeuzes ?

 

L.F. : Voor bepaalde werken ben ik op zoek naar het maagdelijke wit en het verdwijnen van de lijn. De serie Territoires, daarentegen, is een explosie van kleur. Ik kies roze, rode en paarse tonaliteiten. Het beeld dat me tevoorschijn komt is dat van een melkachtige huid die men afstroopt en waaruit rood karmijn bloed vloeit. Het is een beetje de manier waarop ik me verbeeld wat er zich onder mijn opperhuid verbergt.

 

 


E.S. : Opvallend in je ruimtelijk werk uit de reeks Gouffre is het gebruik van de spiegels. Je vertelde dat de reeks is ontstaan vanuit de vraag wat het wezenlijke verschil is tussen man en vrouw. Kan je daar iet meer over vertellen ?

 

L.F. : Een vriend vroeg me wat, voor mij, de man onderscheidt van de vrouw, en ik antwoordde hem dat, in tegenstelling tot een man, een vrouw een spiegel nodig heeft om haar eigen sekse te zien. In die serie doen sommige dingen zich voor aan het oppervlak, maar we moeten ons voorover buigen en doorheen het oogje kijken of door de poriën van de huid. Door het indirecte kijken via de spiegel, kunnen we een glimp opvangen van wat zich onder de lagen papier verbergt.

 

 


E.S. : Het werk Mue verwijst naar je eigen huid. Die rechtstreekse verwijzing komt meer voor in je werk. De titel Ce qu'il y a de plus profond van deze tentoonstelling verwijst ook naar een zin van Paul Valéry uit L'idée fixe waarin hij de huid vergelijkt met een intelligent omhulsel. Kan je daar iets meer over vertellen ?

 

L.F. : Ik denk dat ons denken, onze gewaarwordingen, onze gevoelens, alles wat het meest intieme is in ons, zich afspeelt aan het oppervlak van de huid. De ervaring die ze onze geeft van de wereld beïnvloedt onze relatie met de ander en met onszelf. Dat orgaan dat ons omhult legt ons een gezicht op en een lichaam waarmee het moeilijk kan zijn zich te identificeren. Zij (onze huid) toont wat we wensen te verbergen, ze is veranderlijk en ontsnapt aan onze controle. Mijn werken zijn pogingen om dat terrein te begrijpen, om met die grens te spelen die me ontglipt.

 

 

Oktober 2016